Fiscale gevolgen te late overgang op WTP

Belastingdienst legt uit: fiscale gevolgen van te late overgang op Wtp zeer ernstig

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 27 oktober 2025

Wat gebeurt er als een werkgever niét op tijd zijn de pensioenregeling omzet naar de Wtp? De rampspoed die deelnemers dan treft, werd vorige week op een rij gezet door de Belastingdienst.

Een ‘fiscaal onzuivere’ pensioenregeling is niet fijn om tegenaan te lopen, zoveel is wel bekend in de pensioenwereld.

‘Toch merken we, dat als je vraagt: ‘‘wat gebeurt er dan bij de deelnemer’’, het toch niet voor iedereen zo helder is’, zegt Erik Schouten van de Belastingdienst. ‘En de deelnemer is wel behoorlijk de klos.’

In een vorige week verschenen memo beschrijft de Belastingdienst nu daarom nauwgezet, welke ernstige gevolgen het heeft als een regeling niet op tijd is aangepast aan de Wet toekomst pensioenen, en dan dus ook niet meer aan de fiscale regels voldoet (‘fiscaal onzuiver’). De tekst is opgesteld in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken.

Een aanleiding zijn zorgen over het tempo van de transitie bij bedrijven met verzekerde regelingen, die meermaals zijn uitgesproken door de regeringscommissaris Transitie Pensioenen, Fieke van der Lecq. Die zorg leeft ook bij de fiscus, geeft Schouten aan. ‘Als de regeling niet op tijd wordt aangepast, dan volgen uit de wet- en regelgeving draconische maatregelen. Die kant willen we niet uit.’

Het memo is een beschrijving van bestaande regels, benadrukt Schouten. ‘Geen nieuw beleid of inzichten.’ Door het beschrijven ervan hoopt de dienst wel duidelijk te maken wat er op het spel staat. ‘Als we eraan kunnen bijdragen dat werkgevers eerder kunnen acteren, dan doen we dat heel graag.’

De praktijk

Wat gebeurt er dan bij fiscale onzuiverheid? Het memo biedt wat dit betreft ongemakkelijk leesvoer.

Als de regeling niet voor de ingangsdatum van de Wtp (1 januari 2028) wordt aangepast, voldoet hij vanaf dat moment niet meer aan de fiscale wettelijke eisen voor een pensioenregeling. Daarmee vervalt het belastingvoordeel voor die regeling: geen loonbelasting over de premies en geen belasting van de aanspraak als vermogen.

De héle regeling wordt vervolgens onzuiver, inclusief de aanspraken uit het (ftk-)verleden. In het memo staat hierover dat tussen werknemer en werkgever fiscaal gezien maar één pensioenregeling kan bestaan, met verwijzing naar een toelichting van de staatssecretaris van Financiën uit 2013. ‘Dat is de systematiek van de loonbelasting’, zegt Schouten. ‘De pensioenaanspraak wordt niet gecompartimenteerd.’

Extra ‘loon’

Een praktijkvoorbeeld uit het memo toont de gevolgen. De waarde van de hele pensioenaanspraak wordt belast alsof het inkomen is. Dat is dus een enorme hoeveelheid extra ‘loon’, die boven op de gewone inkomsten komt, in het jaar waarin de regeling onzuiver wordt.

Bij een aanspraak met waarde van €200.000 gaat het om €200.000 extra inkomen en een belastingheffing van €99.000. In dat voorbeeld gaat de Belastingdienst ervan uit dat alles belast wordt in de hoogste tariefschijf van 49,5%, die begint boven ruim €76.000 salaris. Het is dus een voorbeeld voor een persoon met een iets hoger inkomen.

Personen met een wat lager inkomen worden deels in een lagere schijf belast – maar zij hebben weer een ander, extra probleem. Hun inkomensafhankelijke toeslagen zullen ze deels of geheel kwijtraken, door het hogere ‘inkomen’.

De heffing zal als loonbelasting moeten worden geïnd door het pensioenfonds of de verzekeraar, en afgedragen aan de fiscus. Die mag daarvoor het pensioenvermogen van de deelnemer aanspreken.

Revisierente

Bij de eigen aangifte inkomstenbelasting moet de deelnemer vervolgens ook nog eens 20% revisierente afrekenen, oftewel €40.000. Die revisierente is de compensatie voor de overheid van het misgelopen rentevoordeel, door de achteraf onterecht gebleken belastingaftrek van de voorafgaande jaren.
De revisierente mag – in tegenstelling tot de inkomstenbelasting zelf – niét betaald worden uit het pensioenvermogen. Het pensioenvermogen is namelijk gereserveerd voor pensioen. Belasting betalen daaruit mag wel (dat moet uiteindelijk toch), rente betalen niet. De deelnemer moet dat geld dus zelf ophoesten.

De resterende pensioenaanspraak (€101.000) valt vervolgens als vermogen in box 3, wat ook weer extra belastingheffing oplevert. De peildatum daarvoor is zoals bekend 1 januari van het belastingjaar. Als de regeling per 1 januari 2028 fiscaal onzuiver wordt, dan telt dat vermogen dus al dat jaar mee in box 3.

Nooit gebeurd

Volgens Schouten is het in het verleden bij collectieve pensioenregelingen nog nooit voorgekomen dat dit alles gebeurde. ‘Alleen bij pensioen van directeur-grootaandeelhouders is het wel gebeurd.’

In de praktijk lieten sociale partners het er nooit op aankomen. De hoop is dat dit nu weer het geval zal zijn, en dat men bij geen enkele van de duizenden aan te passen pensioenregelingen te laat zal zijn.

Onder voorwaarden kan een regeling zelfs na 1 januari 2028 nog met terugwerkende kracht worden aangepast; dat mag als vóór 1 januari 2028 de regeling al ter goedkeuring aan de inspecteur is voorgelegd.

De ultieme noodmaatregel is daarnaast het beëindigen van de pensioenovereenkomst. Bijzonder vervelend – de opbouw en de risicodekkingen eindigen dan – maar beter dan de enorme belastingheffing voor alle deelnemers. Voor die maatregel is ook wel instemming nodig van alle sociale partners, waarschuwt het memo (de werkgever én werknemers, vakbonden of OR).

Meer informatie, neem contact met ons op: